Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • car·dio·bin·go
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cardiobingo cardiobingo's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het cardiobingoo

  1. groepsles voor ouderen in een sportschool waarbij men tijdens het spelen van bingo traint op een cardioapparaat

Gangbaarheid