cœur
Niet te verwarren met: chœur |
- Ontwikkeld uit Middelfrans coeur, uit Oudfrans cuer, coer (uit Volkslatijn cor, genitief coris), aangetroffen vanaf de 11e eeuw. [1]
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
cœur | le cœur | cœurs | les cœurs |
cœur m
- (anatomie) hart
- (spreektaal) schat, liefste, hartje
- «Bien sûr mon cœur!»
- Natuurlijk mijn hartje! [2]
- «Bien sûr mon cœur!»
- ↑ Weblink bron cœur in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr
- ↑ Wouw, Berry van de, Woordenboek populair Frans - Nederlands. Woordenboek van het Frans dat u op school nooit leerde, 2e druk, Breda: Uitgeverij Arti-Choc, 2014; p. 59