bursae
- bur·sae
de bursae mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord bursa
- Daarop werd een rondgang langs de expositie gemaakt. Voor ruim ƒ 600 aan materiaal is verwerkt, w.o. 8 kasuifels, een koorkap, sacrament- en ciborie-velum, 10 alben, 3 superplies, altaarranden, lof-stola's, pallas, bursae, kelkdoekjes enz. [1]
- Het woord 'bursae' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ "Liefdewerk arme kerken. Viering 75-jarig jubilé der Zwolsche afdeeling." in: De Maasbode jrg. 70 nr. 27698 (11 november 1937); p. 5 kol. 3; geraadpleegd 2019-06-26