• bur·sae

de bursaemv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bursa
    • Daarop werd een rondgang langs de expositie gemaakt. Voor ruim ƒ 600 aan materiaal is verwerkt, w.o. 8 kasuifels, een koorkap, sacrament- en ciborie-velum, 10 alben, 3 superplies, altaarranden, lof-stola's, pallas, bursae, kelkdoekjes enz. [1]