Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bump·wat·ching
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord bumpwatching
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bumpwatchingv / m

  1. het loeren naar de bolle buik van een zwangere

Gangbaarheid