Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buigt krom
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
krombuigen

buigt (...) krom

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krombuigen
    • Jij buigt krom. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krombuigen
    • Hij buigt krom. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van krombuigen
    • Buigt krom!