Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buigt

Werkwoord

vervoeging van
buigen

buigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van buigen
    • Jij buigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van buigen
    • Hij buigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van buigen
    • Buigt!