breek
- breek
vervoeging van |
---|
breken |
breek
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breken
- Ik breek.
- gebiedende wijs van breken
- Breek!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breken
- Breek je?
- Het woord breek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "breek" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be