• bre·de

brede

  1. verbogen vorm van de stellende trap van breed
     Aan het einde van de negentiende eeuw kwam dat expliciet terug in het boksen waar vrouwelijke deelname zou leiden tot 'onwenselijke' zaken als spierontwikkeling, brede schouders en een lagere stem.[1]
     Zo ontstond vanaf 1900 een wijdverbreide sporteconomie met betaalde lidmaatschappen van sportclubs, prijzengeld, grootschalige sportonderkomens met toegangsprijzen, de handel in sporters en atleten, staatsbijdragen aan sportontwikkeling, fan merchanaäse en een voorname plaats voor sportmedia in brede zin.[1]
  1. 1 2
    Onno van Nijf
    “Sportgeschiedenis” (2021), Athenaeum - Polak & Van Gennep op Wikipedia, ISBN 9789025312275