Nederlands

 
laars gemaakt van boxcalf
Uitspraak
Woordafbreking
  • box·calf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boxcalf
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het boxcalfo

  1. (leerbewerking) met chroom bewerkt zwart kalfsleer
     Op voor- en achterplat van wit-olijfgroen boxcalf zijn brieffragmenten van Cocteau in crème gestempeld. De band is verpakt in een schuifhoes die, ook van boxcalf, uit drie delen bestaat; het profiel van Cocteau is daarin uitgespaard. Ook hier weet de bindster inhoud en sfeer van het boek optimaal te benaderen.[3]

Gangbaarheid

18 % van de Nederlanders;
13 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. boxcalf op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    HUB. HUBBEN
    “De vleesgeworden droom van de bibliofiel” (8 maart 1996), de Volkskrant
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be