• boun·cen
  • uit het Engels

bouncen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bouncen
bouncete
gebouncet
zwak -t volledig
  1. springend dansen
    • Dik zes miljoen keer is 'What Happened', de clip (zie hieronder) van Dope D.O.D inmiddels bekeken op Youtube. De Groningers zijn in recordtempo uitgegroeid tot publieksfavorieten en zullen met hun opzwepende hiphopbeats de tent ongetwijfeld aan het 'bouncen' brengen. [1] 
  2. direct terugstorten van bedrag naar de betaler als er een fout is gemaakt bij het overboeken
    • ,,We doen iedere keer weer aangifte,’’ zegt Van Mierlo. ,,Met banken proberen we snel te regelen dat betalingen naar de rekeningnummers van die oplichters bouncen. Maar dat zijn ingewikkelde procedures. En een phishing-mail gaat maar enkele dagen mee. Dan is er weer een nieuwe variant met nieuwe nummers.’’ [2] 
  3. (internet) (van een emailbericht) niet kunnen worden bezorgd op het opgegeven adres en dus een bericht met die strekking aan de afzender veroorzaken
    • Regel een ict-oplossing voor collega’s die mailtjes sturen met de strekking: "Kun jij dit nog even doen? Oké, doei!" Gewoon zorgen dat die mails altijd bouncen. [3] 
84 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[4]
  1. Tubantia Coen Brandhorst 19-03-12 Drie nieuwe namen voor Lowlands
  2. Tubantia Ton Voermans 21-10-17 CJIB krijgt geld via phishing-mails
  3. Tubantia A. van der Hulst 21 juni 2018 Hoe overleef je de langste dag van het jaar op je werk?
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be