boterschaaltjes
- Geluid: boterschaaltjes (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbotərˌsxalcəs / (4 lettergrepen)
- bo·ter·schaal·tjes
- boterschaaltje met uitgang -s
de boterschaaltjes mv
- verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord boterschaal
- ▸ Daarna vulde zij de glazen boterschaaltjes, sneed plakjes koek en kaas en zette alles op de blankgeschuurde aanrecht in afwachting van de belletjes die meestal na acht uur rinkelden.[1]
- Het woord 'boterschaaltjes' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Schutteväer-Velthuys, N.“Dieuwertje” (1939), Gottmer, Haarlem, p. 89