bosseleren
- Geluid: bosseleren (hulp, bestand)
- bos·se·le·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bosseleren |
bosseleerde |
gebosseleerd |
zwak -d | volledig |
bosseleren
- overgankelijk gedreven werk maken op metalen als goud, zilver of koper
- De bladen zijn stuk voor stuk uit plaat gesneden en in de vorm gehamerd, waarna de nerven gebosseleerd worden om ze van reliëf te voorzien.
- overgankelijk (informatica) in een beeldbewerkings- of tekenprogramma effecten zoals te zien bij [1] voorbrengen
- Het woord bosseleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bosseleren" herkend door:
22 % | van de Nederlanders; |
15 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be