• bor·sten

de borstenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord borst
     Zijn hand gleed vanaf haar rug langzaam naar beneden. Chantal trok hem steviger tegen zich aan. Zijn bovenlichaam drukte nu tegen haar borsten.[1]
vervoeging van
bersten

borsten

  1. meervoud verleden tijd van bersten
    • Wij borsten. 
    • Jullie borsten. 
    • Zij borsten. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]