boogdeuren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: boogdeuren (hulp, bestand)
- IPA: / ˈboɣdørə(n) / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- boog·deu·ren
Woordherkomst en -opbouw
- boogdeur met uitgang -en
Zelfstandig naamwoord
de boogdeuren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord boogdeur
- ▸ Uit de twee of drie boogdeuren, die de snijzaal met andere vertrekken verbonden, kwamen enige heren aanschuifelen, ouderen, laboratoriumratten, die een voor een zich naar de tafel van Brie Crozme begaven.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'boogdeuren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Verzameld werk 3. Verhalen.” (1986), Meulenhoff, Amsterdam, ISBN 9029017791, p. 36