boodschappenkarretje

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bood·schap·pen·kar·re·tje
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het boodschappenkarretjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord boodschappenkar
     Behoedzaam liep Chantal met het boodschappenkarretje langs de stellingen.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2