• bo·nen·pu·rees

de bonenpureesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bonenpuree
     Men kon op zijn gemak een aantal malen langs een buffet lopen en daar kiezen uit een fiks plateau van vis, vlees, gevogelte, puddingen, bonenpurees en taarten en dat nuttigen terwijl je een blik kon slaan op de koele abstracte schilderijen die de muren van de centrale hal van het museum sieren.[1]
  1.   Weblink bron
    Paul Herruer
    'Tafelen' in het Groninger Museum: Middeleeuws eten in modern decor in: Nieuwsblad van het Noorden  , jrg. 99 nr. 221 (19 september 1986), Nieuwenhuis, Groningen, p. 3 kol 4/3