Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bond af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afbinden

bond af

  1. enkelvoud verleden tijd van afbinden
    • Ik bond af. 
    • Jij bond af. 
    • Hij, zij, het bond af. 


Gangbaarheid