• bol·ste·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bolsteren
bolsterde
gebolsterd
zwak -d volledig

bolsteren

  1. overgankelijk peulvruchten van hun hulzen ontdoen
    • Die kapucijners moeten nog gebolsterd worden. 
78 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be