Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boe·ler
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het werkwoord boelen met het achtervoegsel -er. [1]

Zelfstandig naamwoord

de boelerm

  1. (Suriname) (scheldwoord) homoseksuele man
     Waarschuwing: spreek dit woord niet hardop uit als u dit artikel leest, zeker niet als u tussen Surinamers staat, maakt niet uit of ze zwart, lichtzwart, grijs, bruin, bruingrijs, geel, rood (heb je ook) of blank zijn. Oké, als u ergens in Timboektoe staat en u twijfelt of een manspersoon van Surinaamse afkomst is, en het is op dat moment van levensbelang voor u om dat te weten, ja, toe maar, zegt dan duidelijk tegen hem: ‘Jo boeler!’ Zorg wel voor alle zekerheid een vluchtweg vrij te hebben.[2]
Verwante begrippen

Verwijzingen

  1. Jan van Donselaar
    “Woordenboek van het Surinaams-Nederlands” (1989), Dick Coutinho, Muiderberg, p. 80
  2.   Weblink bron
    Parbode
    “Boeler” (1 augustus 2013) op https://www.parbode.com