• bo·de·men

bodemen [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bodemen
bodemde
gebodemd
zwak -d volledig
  1. bereiken van het laagste punt
     Zo noteerde de AEX op 25 november intraday een stand van 398,59 om vervolgens op 16 december te bodemen op 375,90. Evenzo noteerde de AEX op 15 januari een stand van 408,93, om op 4 februari op 379,51 te bodemen.[3]
  2. van een bodem voorzien
  3. uitbaggeren van een water
44 % van de Nederlanders;
37 % van de Vlamingen.[4]
  1. bodemen op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Dr. Doom
    “Het bubbelgevoel: Twitter, LinkedIn en Facebook: vrijdag allemaal door het putje” (07/04/2014), HP de Tijd
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be