• blus·sa
Naar frequentie zeldzaam
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud blussa
o enkelvoud blussa
meervoud blussa
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
blussa

blussa

  1. brandend

blussa

  1. verleden tijd van blusse
  2. voltooid deelwoord van blusse

blussa, mv

  1. bepaalde vorm nominatief meervoud van bluss


  • blus·sa
  • Bijvoeglijk gebruik van het voltooid deelwoord van blussa en blusse
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud blussa
o enkelvoud blussa
meervoud blussa
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
blussa

blussa

  1. brandend

blussa

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast blusse, zie aldaar

blussa

  1. verleden tijd van blussa
  2. voltooid deelwoord van blussa

blussa

  1. gebiedende wijs van blussa
  • blussa opp

blussa

  1. verleden tijd van blusse
  2. voltooid deelwoord van blusse

blussa

  1. gebiedende wijs van blusse
  • blussa opp

blussa,

  1. bepaalde vorm nominatief meervoud van bluss