• bla·ke
vervoeging van
blaken

blake

  1. aanvoegende wijs van blaken


stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
blake
blaakdje
geblaak
zwak volledig

blake

  1. wasgoed op een grasveld neerleggen om het te doen drogen
    «Blaak tich al dao.»
    Leg al het wasgoed op dat grasveld daar neer om het te doen drogen.