• bi·ty

bity

  1. nominatief meervoud van bit
  2. accusatief meervoud van bit
  3. vocatief meervoud van bit
  4. instrumentalis meervoud van bit

bity

  1. onbezield mannelijk meervoud passief deelwoord van het imperfectieve werkwoord bít
  2. vrouwelijk meervoud passief deelwoord van het imperfectieve werkwoord bít