• bis·mil·lah
  • Leenwoord uit het Arabisch, in de betekenis van ‘tussenwerpsel: uitroep aan het begin van enigerlei onderneming’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1976 [1] [2]

bismillah

  1. uitroep aan het begin van enigerlei onderneming gezegd door moslims om Gods zegen af te roepen
28 % van de Nederlanders;
20 % van de Vlamingen.[3]