• bio·lo·gi·ca
enkelvoud meervoud
naamwoord biologica biologica's
verkleinwoord

de biologicav

  1. de logica van het biologische leven
72 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be