• bindt af
vervoeging van
afbinden

bindt af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbinden
    • Jij bindt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbinden
    • Hij bindt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afbinden
    • Bindt af!