bimbammen
- bim·bam·men
- afleiding van bimbam
bimbammen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bimbammen |
bimbamde |
gebimbamd |
zwak -d | volledig |
- luiden van van een klok; klingelen van een klok
- Het woord 'bimbammen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bimbammen" herkend door:
48 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be