bimbamklok


  • bim·bam
  • klanknabootsing van klokgelui [1]

bimbam [2]

  1. geluid van twee klokken met een verschillende toonhoogte
    • De klokken van Wirdum bleef als door een wonder omsmelting ten behoeve van de Duitse wapenindustrie bespaard. Maar door het gezeul van de bezetters werd de scheur in de kleine klok steeds groter. 'Toen de klok na de oorlog goed en wel weer in de toren hing, maakte die zó'n raar geluid dat de koster de klok niet meer durfde te luiden', zegt Teake Posthuma van de Stichting Wirdumer Klokken. Bimbam werd in Wirdum voor het eerst in eeuwen bambam. [3] 
    • Maar dat het nogal wat kan uitmaken onder wiens begeleiding een pianist staat – Poetin, een meegalopperende Gergjev of een dirigent met een visie op muzikale samenwerking – bleek in het Concertgebouw, toen Matsuev het 1,92 meter lange lijf achter de piano posteerde, en met een topzwaar, maar vernuftig gedoseerd bimbam ‘Rach 2’ inzette. [4] 
vervoeging van
bimbammen

bimbam

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bimbammen
    • Ik bimbam. 
  2. gebiedende wijs van bimbammen
    • Bimbam! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bimbammen
    • Bimbam je? 
75 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[5]