• bi·la·te·raal·tje
enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord bilateraaltje bilateraaltjes

het bilateraaltjeo

  1. overleg tussen twee partijen
     De Griekse minister van Financiën Tsakalotos in een bilateraaltje met IMF-topvrouw Lagarde[1]
     Er zijn verschillende gesprekken onder vier ogen. De Chinese president Xi verzekerde de Franse president Macron in zo'n 'bilateraaltje' dat China de afspraken uit het klimaatakkoord zal nakomen. Frankrijk en China gaan samenwerken bij projecten met duurzame energie. Macron zal eind dit jaar of begin volgend jaar een bezoek aan China brengen.[2]


  1.   Weblink bron “17 uur lang onderhandelen: 'De salamitactiek nekte de Grieken'” (Maandag 13 juli 2015, 18:20), NOS
  2.   Weblink bron “G20-compromis over handel, maar bij klimaat ligt Trump dwars” (Zaterdag 8 juli 2017, 10:26), NOS