bilaatje
- bi·la·tje
het bilaatje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bila
- In plaats van zijn positie af te bakenen slaat hij piketpaaltjes, eventueel face to face, in een bilaatje of bilateraaltje (onder vier ogen). [1]
- Het woord 'bilaatje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ "Bedrijfsjargon vakkundig ontraadseld" (9 januari 2012) op website: trouw.nl; geraadpleegd 2018-07-09