bikkelspellen
- Geluid: bikkelspellen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbɪkəlˌspɛlə(n) / (4 lettergrepen)
- bik·kel·spel·len
- bikkelspel met uitgang -en
de bikkelspellen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord bikkelspel, in de betekenis "partijtje bikkelen" of "set bikkels" [1]
- ▸ Hij scharrelde met dat eigenaardige loopje van hem om een koopman heen die garen, almanakken en bikkelspellen uit een openstaande kist verkocht en drukte me stevig de hand.[2]
- Het woord 'bikkelspellen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Spellen / spelen” op taaladvies.net
- ↑ Weblink bron Lyndsay Faye (vert. Maaike Bijnsdorp & Lucie Schaap)“Zeven is zwijgen” (2015), Meulenhoff Boekerij B.V., Amsterdam, ISBN 9789402303421, hfst. 2