bijtte in
- bijt·te in
vervoeging van |
---|
inbijten |
bijtte (...) in
- enkelvoud verleden tijd van inbijten
- Ik bijtte in.
- Jij bijtte in.
- Hij, zij, het bijtte in.
- Ik bijtte in.
- Het woord bijtte in staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.