Nederlands

 
bezoekster
Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zoek·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bezoekster bezoeksters
verkleinwoord bezoekstertje bezoekstertjes

Zelfstandig naamwoord

de bezoeksterv

  1. een vrouw die ergens op bezoek gaat; vrouwelijke gast
     Margaret lachte en verdween al pirouetten draaiend de deur uit en de gang door, tot grote teleurstelling van onze jonge bezoekster.[1]
     De kelder is nu leeg en donker. "Het doet een beetje denken aan een wijnkelder", zegt een bezoekster, terwijl ze de dikke muren en rode bakstenen bekijkt.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Tracy Chevalier
    “Opmerkelijke Schepsels” (2009), Orlando, ISBN 978949208651-8
  2.   Weblink bron “Historische schuilkelder Kröller-Müller open voor publiek” (19-09-2019), NOS