bewoog
- Geluid: bewoog (hulp, bestand)
- IPA: / bəˈwox / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /bəˈʋoχ/
- (Vlaanderen, Brabant): /bəˈβ̞ox/
- (Limburg): /bəˈwox/
- be·woog
vervoeging van |
---|
bewegen |
bewoog
- enkelvoud verleden tijd van bewegen
- Ik bewoog.
- Jij bewoog.
- Hij, zij, het bewoog.
- Ik bewoog.
- Het woord bewoog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bewoog" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be