Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·weegt

Werkwoord

vervoeging van
bewegen

beweegt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bewegen
    • Jij beweegt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bewegen
    • Hij beweegt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bewegen
    • Beweegt!