Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·vindt

Werkwoord

vervoeging van
bevinden

bevindt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevinden
    • Jij bevindt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevinden
    • Hij bevindt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bevinden
    • Bevindt!