Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·veel aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanbevelen

beveel aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbevelen
    • Ik beveel aan. 
  2. gebiedende wijs van aanbevelen
    • Beveel aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbevelen
    • Beveel je aan? 


Gangbaarheid