beurde op
- beur·de op
vervoeging van |
---|
opbeuren |
beurde op
- enkelvoud verleden tijd van opbeuren
- Ik beurde op.
- Jij beurde op.
- Hij, zij, het beurde op.
- Ik beurde op.
- Het woord beurde op staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.