• be·stikt
  • vervoeging van bestikken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
bestikken

bestikt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestikken
    • Jij bestikt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestikken
    • Hij bestikt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bestikken
    • Bestikt! 
vervoeging van: bestikken…
verbogen vorm: bestikte

bestikt

  1. voltooid deelwoord van bestikken