Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·spreek·baar·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bespreekbaarheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bespreekbaarheidv

  1. het kunnen praten en discussiëren over een bepaald onderwerp
     Baadjou hoopt met dit onderzoek op een cultuuromslag op conservatoria. "Ik hoop dat de opleidingen zich meer gaan richten op gezondheid en bespreekbaarheid", zegt ze. "Dat is op dit moment nog niet zo."[1]
     De normalisatie van drugs brengt ook voordelen met zich mee, vindt de criminoloog. Door de bespreekbaarheid en voorlichting zijn er in Nederland minder incidenten met drugs dan in veel andere landen.[2]
     De boodschap van deze tekst is volgens Schippers dat je niet te snel en hard moet oordelen over anderen. Ze zei zich zorgen te maken over de Nederlandse omgang met nieuwkomers en de bespreekbaarheid van beladen onderwerpen op scholen.[3]
  2. het vatbaar zijn voor onderhandelingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Een voetballer verdraait z'n knie, een muzikant verpest z'n nek” (Woensdag 31 januari 2018, 18:29), NOS
  2.   Weblink bron “'Wereld van verschil tussen misdaad en pilletje op feestje'” (Dinsdag 10 april 2018, 21:58), NOS
  3.   Weblink bron “Schippers in lekenpreek: wij stenigen niet, wij twitteren” (Zondag 19 februari 2017, 17:44), NOS