• be·slis·te

besliste

  1. verbogen vorm van de stellende trap van beslist
vervoeging van
beslissen

besliste

  1. enkelvoud verleden tijd van beslissen
    • Ik besliste. 
    • Jij besliste. 
    • Hij, zij, het besliste. 
  2. verbogen vorm van beslist, voltooid deelwoord van beslissen


besliste

  1. attributieve vorm van beslis