• be·slis
vervoeging van
beslissen

beslis

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beslissen
    • Ik beslis. 
  2. gebiedende wijs van beslissen
    • Beslis! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beslissen
    • Beslis je? 



stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
beslis
beslis
volledig

beslis

  1. beslissen
stellend attributief
beslis besliste

beslis

  1. beslist