• be·slag·legg·je
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beslagleggje
beslaglegg
beslagla
beslaglagde
beslaglagt
Klasse 4 zwak

beslagleggje

  1. overgankelijk in beslag nemen, beslag leggen op