bepreken
- be·pre·ken
bepreken [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bepreken |
bepreekte |
bepreekt |
zwak -t | volledig |
- iemand op een vermanende wijze toespreken
- iets als onderwerp nemen voor een preek
- Het woord bepreken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bepreken" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be