Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·preekt
Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van bepreken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel

Werkwoord

vervoeging van
bepreken

bepreekt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bepreken
    • Jij bepreekt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bepreken
    • Hij bepreekt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bepreken
    • Bepreekt! 
vervoeging van: bepreken…
verbogen vorm: bepreekte

bepreekt

  1. voltooid deelwoord van bepreken

Gangbaarheid