• be·pra·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bepraten
bepraatte
bepraat
zwak -t volledig

bepraten

  1. overgankelijk door praten iemand tot een verandering in zijn standpunt overhalen
    • Uiteindelijk liet hij zich toch bepraten. 
95 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be