• be·pek·ken
  • Afgeleid van pek met het voorvoegsel be-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bepekken
bepekte
bepekt
zwak -t volledig

bepekken

  1. overgankelijk pek aanbrengen op iets
    • De Egyptenaren bepekten hun lichte biezen bootjes met asfalt. 
31 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be