• be·lend
  • vervoeging van belenden: de stam zonder -d omdat de stam al op -d eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
belenden

belend

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van belenden
    • Ik belend. 
  2. gebiedende wijs van belenden
    • Belend! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van belenden
    • Belend je? 
vervoeging van: belenden…
verbogen vorm: belende

belend

  1. voltooid deelwoord van belenden