bekrammen
- be·kram·men
bekrammen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bekrammen |
bekramde |
bekramd |
zwak -d | volledig |
- (waterbeheer) dijken met strowerk bedekken
- ▸ ⧖ Na het aanbrengen van het spreidsel wordt dit door bekwame krammers vastgelegd met een rijgband, dat is, telkens den vierden regel, waarbij een touwtje gespannen wordt om de regels op den voorgeschreven afstand en in de gewenschte richting te bekrammen. Dan wordt de krammat op halfwerk gelegd, dat zijn de regels midden tusschen de rijgbanden, om eindelijk den doorsteek aan te brengen of wel de regels, gelegen tusschen den rijgband en het halfwerk; dit kan door halfwas- of leerlingkrammers worden gedaan.[2]
- Het woord 'bekrammen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bekrammen" herkend door:
38 % | van de Nederlanders; |
30 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron L.G. van Breen“Hollands'Rijshout”, digitale editie gemaakt naar de eerste druk (1920), Oosterbaan & le Cointre, Goes, p. 207
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be