Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·klin·ker

Werkwoord

vervoeging van
beklinkeren

beklinker

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beklinkeren
    • Ik beklinker. 
  2. gebiedende wijs van beklinkeren
    • Beklinker! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beklinkeren
    • Beklinker je? 

Zelfstandig naamwoord

de beklinkerm

  1. iemand die een overeenkomst kan maken en afsluiten
Synoniemen